Indicatoren

AD Lijn

De Accumulation Distribution (AD) Lijn is gebaseerd op de veronderstelling dat koersbewegingen meer betekenis krijgen als de omzet hoger wordt. Als de ADlijn stijgt betekent dit dat de vraag naar het effect toeneemt. Een AD-lijn die tegengesteld is aan de trend voor het betreffende effect vormt een voorbode van het einde of in ieder geval een afzwakking van de trend.

Aroon

De Aroon-indicator bestaat uit een opwaartse en een neerwaartse lijn die de kracht van een trend weergeven. Als de Aroon up boven de Aroon down lijn ligt wijst dit op een positieve ontwikkeling en vice versa. Waarden boven de 50 geven een trend aan; waarden boven de 70 wijzen op een sterke trend.

Aroon Oscillator

De Aroon oscillator geeft een trend en de kracht daarvan aan. Deze oscillator wordt berekend op basis van het verschil tussen de waarde van de Aroon up en de Aroon down (zie Aroon Indicator.) Een waarde boven 0 wijst op een positieve trend en een waarde boven 50 wijst op een sterke positieve trend. Bij een waarde onder 0 is de trend negatief en onder -50 sterk negatief.

Average Directional Movement Index

De Average Directional Movement Index ADX is gebaseerd op een geëgaliseerde Directional Movement Index. De ADX geeft de kracht van een trend aan maar niet de richting. Een stijgende ADX-lijn bevestigt de trend, terwijl een dalende indicator wijst op een verzwakking of omslag van de trend. De ADX wordt vaak gebruikt bij het implementeren van acties die worden ingegeven door andere indicatoren. Voor het egaliseren van de ADX worden dezelfde parameters gebruikt als voor de DMI waarop deze ADX is gebaseerd.

Average True Range

De Average True Range bestaat uit het gemiddelde van drie maxima: de hoogste koers van de huidige periode minus de laagste koers van de voorgaande periode, de hoogste koers van de huidige periode minus de slotkoers van de voorgaande periode en de laagste koers van de huidige periode minus de slotkoers van de voorgaande periode. Extreme ATR-waarden wijzen op overdrijvingen en zijn dus een signaal dat er een trendomslag op handen is.

Bollinger Bands

Twee Bollinger bands liggen aan weerszijden van een voortschrijdend gemiddelde waarbij de afstand tussen elke band en het gemiddelde overeenkomt met de huidige volatiliteit van het effect. Er ontstaat een verkoopsignaal wanneer de koers van een effect bij de bovenste band een weerstand tegenkomt en een koopsignaal wanneer de koers bij de onderste band een steunniveau raakt.

Chaikin Money Flow

De CMF indicator geeft de kracht aan van de vraag naar en het aanbod van een effect. De indicator wordt berekend door de slotkoers in verhouding tot de onderzochte periode te bepalen, deze te vermenigvuldigen met de omzet en deze cijfers voor de betreffende periode bij elkaar op te tellen. Een CMF van meer dan 0 geeft aan dat er meer vraag is naar een effect; een CMF van minder dan 0 geeft aan dat er meer aanbod is.

Chaikin Oscillator

De Chaikin oscillator is gebaseerd op het verschil tussen twee exponentiële gemiddelden van de Accumulation Distribution lijn (zie AD-lijn.) Een waarde boven 0 wordt beschouwd als positief, een waarde onder 0 als negatief. Wanneer de koersgrafiek en de indicator uit elkaar bewegen wijst dat op een op handen zijnde trendomslag.

Commodity Channel Index

De Commodity Channel Index (CCI) is een maatstaf voor de actuele positie van commodities (en prijzen van andere effecten) in een cyclische, zijwaarts bewegende markt. Meestal is een waarde boven +100 een signaal van een sterke opwaartse trend, terwijl een waarde onder -100 wijst op een sterke neerwaartse trend. De CCI wordt ook vaak gebruikt om te ver naar beneden of naar boven doorgeschoten effecten op te sporen.

Directional Movement Index

De Directional Movement Index (DMI) geeft aan of er voor een effect sprake is van een trend of niet. Als de +DM de -DM opwaarts snijdt is dit een koopsignaal. Snijdt de -DM de +DM opwaarts dan is dat een verkoopsignaal. Om onjuiste of dubbelzinnige signalen te voorkomen moet het DMI-signaal in de volgende periode worden bevestigd door een koersbeweging in de aangegeven richting.

Enveloppes

Enveloppes zijn banden die op een vaste afstand om een gemiddelde heen liggen. Meestal is die afstand een bepaald percentage van dat gemiddelde. Bij enveloppes wordt, anders dan bij de Bollinger Bands, geen rekening gehouden met de volatiliteit. Afhankelijk van de breedte van de Envelop kan een koers die een band van de Envelop raakt worden geïnterpreteerd als trendvolgend of als anti-trend.

Exponentieel Voortschrijdend Gemiddelde

Het Exponentieel Voortschrijdend Gemiddelde (EVM) is gebaseerd op de gewogen gemiddelde prijs van een effect over een bepaalde periode. Hierbij worden uitschieters in de koersgrafiek geëgaliseerd. Een EVM wordt exponentieel gewogen in het voordeel van recente koersen. Als de koers boven het gemiddelde uitkomt wijst dit op een opwaartse beweging vanaf een bodem, wat gezien wordt als een koopsignaal. Zakt de koers onder het gemiddelde, dat wijst dit op een neerwaartse beweging vanaf een top, wat wordt beschouwd als een verkoopsignaal.

Fast Stochastic

Een stochastic geeft de positie aan van een koers binnen het koersbereik voor de huidige periode. Stochastics zijn handig bij het beoordelen van zijwaarts bewegende markten. Als indicator %K boven %D uitkomt terwijl %D minder is dan 20 dan is dat een koopsignaal; komt indicator %K onder %D uit terwijl %D groter is dan 80, dan is dat een verkoopsignaal. Fast stochastics zijn niet geëgaliseerd (dit in tegenstelling tot Slow Stochastics) en bevatten daarom meer ruis uit de markt.

MACD

De Moving Average Convergence/Divergence (MACD) geeft het verschil aan tussen het snelle exponentieel voortschrijdende gemiddelde, EVM, en het langzame EVM, waarbij de snelle EVM voortdurend convergeert en divergeert. Een MACD van meer dan 0 wijst op een opwaartse trend, een MACD van minder dan 0 op een neerwaartse trend. Als de MACD in de buurt begint te komen van 0 terwijl de koers nog steeds nieuwe records bereikt dan kan dat wijzen op een afzwakking of omslag van de trend.

Momentum

Het momentum is een oscillator die de snelheid van koersbewegingen aangeeft door de snelheid van de koersverandering aan de koers zelf te relateren. De positie en de waarde van het momentum bepalen de snelheid en richting van de koersbeweging. Omslagpunten (niet extremen) wijzen op een verzwakking van de trend. (Zie ook Rate of Change Oscillator, die het momentum in procenten meet.)

Money Flow Index

De Money Flow Index geeft aan of er binnen een koersbeweging sprake is van koop- of verkoopdruk. De interpretatie is vergelijkbaar met die van de Relative Strength Index: een waardes > 80 geeft aan dat een effect overbought is, terwijl een waarde < 20 een signaal is dat effecten oversold zijn. Als de koers en de indicator divergeren wijst dat op een verzwakking van de trend.

Negative Volume Index

De Negative Volume Index wordt gebruikt om de kracht van de trend te bepalen of om een koersbeweging te bevestigen door de omzet te meten. Deze index geeft een opwaartse trend aan wanneer deze het lange termijngemiddelde overschrijdt. (Zie ook Positive Volume Index.)

On Balance Volume

De On Balance volume indicator (OBV) relateert het koersmomentum aan de omzet, door de omzet op te tellen bij de indicator op de dagen dat de koers stijgt en deze ervan aftrekken op dagen dat de koers daalt. Als er sprake is van een divergentie tussen de OBV en de koers, dan kan dat wijzen op een op handen zijnde trendomslag.

Parabolic Stop and Reversal System

Het Parabolic Stop and Reversal (SAR) systeem genereert in- en uitstapsignalen. Als de koers boven de indicator komt betekent wijst dit op een opwaartse trend en moet dit worden beschouwd als een koopsignaal. De indicator kruipt vervolgens steeds dichter naar de koers toe tot de maximale accelleratie wordt bereikt. Zit de koers daarentegen onder de indicator, dan is dat een verkoopsignaal. De SAR wordt vaak in combinatie met andere indicatoren gebruikt voor het vaststellen van uitstapsignalen.

Positive Volume Index

De Positive Volume Index wordt gebruikt om de kracht van de trend te bepalen of om een koersbeweging te bevestigen door de omzet te meten. Deze index geeft een opwaartse trend aan wanneer deze het lange termijngemiddelde overschrijdt. (Zie ook Negative Volume Index.)

Rate of Change Oscillator

De Rate of Change oscillator geeft de procentuele koersverandering gedurende een bepaalde periode aan (vergelijkbaar met het Momentum.) De positie en waarde van de indicator bepalen de snelheid en richting van de koersbeweging. Omslagpunten (niet extremen) wijzen op een verzwakking van de trend.

Relative Strength Index

De Relative Strength Index (RSI ) geeft de kracht aan van de koersontwikkeling van een effect. Hiervoor wordt het koersgemiddelde op dagen met een hoger slot vergeleken met het koersgemiddelde op dagen met een lager slot. Een waarde > 70 geeft aan dat de effecten overbought zijn, terwijl een waarde < 30 aangeeft dat ze oversold zijn. De RSI kan worden gebruikt om een verzwakking van een trend te herkennen, wanneer de trend tegengesteld is aan de richting van de grafiek, wat kan wijzen op een correctie.

Simple Moving Average

Het Simple Moving Average (SMA) geeft de gemiddelde koers van een effect weer gedurende een bepaalde periode, waarbij uitschieters van de grafiek worden geëgaliseerd. Als de koers boven het gemiddelde uitkomt wijst dit op een opwaartse beweging vanaf een bodem, wat gezien wordt als een koopsignaal. Zakt de koers onder het gemiddelde, dat wijst dit op een neerwaartse beweging vanaf een top, wat wordt beschouwd als een verkoopsignaal.

Slow Stochastic

Een stochastic geeft de positie aan van een koers binnen het koersbereik voor de huidige periode. Stochastics zijn handig bij het beoordelen van zijwaarts bewegende markten. Als indicator %K boven %D uitkomt terwijl %D minder is dan 20 dan is dat een koopsignaal; komt indicator %K onder %D uit terwijl %D groter is dan 80, dan is dat een verkoopsignaal. Slow stochastics zijn geëgaliseerd en bevatten minder ruis uit de markt.

StochRSI

Voor de StochRSI wordt de stochastische formule toegepast op de Rate of Change Oscillator, waardoor een oscillator ontstaat die gevoeliger is voor de RSI. Er wordt een koopsignaal afgegeven als de StochRSI naar boven gaat binnen het oversold gebied (<.20) en een verkoopsignaal wanneer deze naar beneden gaat binnen het overbought gebied (> .80).

Trend Confirming Indicator

De TCI wordt berekend door een korter voortschrijdend gemiddelde te delen door een langer voortschrijdend gemiddelde. De TCI wordt dan gevolgd door een derde voortschrijdend gemiddelde. Er wordt een positief signaal afgegeven wanneer de indicator boven de 100 komt of wanneer deze boven het gemiddelde uitkomt. Wanneer de indicator onder de 100 zakt of onder het gemiddelde uitkomt wordt dit beschouwt als een negatief signaal.

Ultimate Oscillator

De Ultimate Oscillator vormt een combinatie van een kort, middellang en lang momentum, gewogen ten gunste van de kortere termijn waarden. De indicator schommelt rond de middenwaarde van 50 en genereert een verkoopsignaal wanneer deze vanaf een niveau boven de 50 begint te dalen en een koopsignaal wanneer deze vanaf een niveau onder de 50 begint te stijgen.

Vertical/Horizontal Filter

De VHF kan worden gebruikt om onderscheid te maken tussen een trend in een koersbeweging en een zijwaarts bewegende markt. Een hogere VHF wijst op een sterkere trend. Een oplopende VHF wijst op het begin van een trend, terwijl een dalende VHF wijst op het begin van een zijwaartse beweging.

Williams %R

De Williams %R legt een verband tussen enerzijds het verschil tussen de hoogste koers gedurende een bepaalde periode en de huidige koers en anderzijds de langere termijn. Hiervoor wordt de stochastische interpretatie gebruikt: als de indicator daalt vanuit het overbougt gebied (>.20) geeft dat een negatief signaal en als de indicator stijgt vanuit het oversold gebied (<.20) is dat een positief signaal.